Wij nemen tijdelijk geen nieuwe zwangeren aan!

(Naderende) Serotiniteit (overtijd)

(Naderende) Serotiniteit (overtijd)

Opties na 40 weken zwangerschap

Serotiniteit treedt op na 42 weken zwangerschap, wanneer een baby geboren wordt. Vanaf week 41 spreken we van naderende serotiniteit (overtijd), en vanaf week 42 van echte serotiniteit. Als zowel moeder als baby in goede gezondheid verkeren, is er geen medische noodzaak om de bevalling snel op gang te brengen. De keuze tussen afwachten, strippen of inleiden ligt bij jou en je partner. Meer informatie hierover vind je op deze pagina.

De uitgerekende datum

De uitgerekende datum wordt vastgesteld aan het begin van de zwangerschap door 40 weken (280 dagen) op te tellen bij de eerste dag van de laatste menstruatie. De exacte datum wordt bevestigd met een termijnecho.

Slechts 3-5% van de vrouwen bevalt precies op de uitgerekende datum. Normaal gesproken vindt de bevalling plaats tussen 37 en 42 weken, wat wordt beschouwd als de normale termijn voor een zwangerschap. Bijna 10% van de zwangerschappen duurt langer dan 41 weken.

Een bevalling voor 37 weken zwangerschap is te vroeg. Als je na twee weken na de uitgerekende datum nog niet bevallen bent, ben je ‘over tijd’ en 42 weken zwanger. Na 42 weken is er een medische reden om de bevalling te starten, meestal in het ziekenhuis onder begeleiding van een gynaecoloog.

Aan het einde van de zwangerschap kan de functie van de placenta afnemen, waardoor deze mogelijk minder goed aan de behoeften van de baby voldoet en er kan ook minder vruchtwater zijn. Bij een bevalling na de uitgerekende datum komt ontlasting van de baby in het vruchtwater (meconium) vaker voor. Het is belangrijk dat je baby zijn normale bewegingspatroon behoudt. Bij twijfel hierover kan een controle in het ziekenhuis worden uitgevoerd, inclusief een hartfilmpje (CTG) om de conditie van de baby te beoordelen en een echo om het vruchtwaterpeil te meten.

Optie 1: Afwachten

Als alle controles tijdens de zwangerschap goed zijn verlopen, is het verstandig om tot het einde van de uitgerekende periode (tot 42 weken) te wachten op het spontaan beginnen van de bevalling. Het is belangrijk dat zowel jij je goed voelt als dat je regelmatig voelt dat je baby beweegt, zoals je dat gewend was in voorgaande weken.

Met afwachten geef je je lichaam alle tijd om het rijpingsproces natuurlijk te laten verlopen. Op deze manier hoeft het bevallingsproces niet geforceerd te worden, wat kan resulteren in een vlottere en gemakkelijkere natuurlijke bevalling. De meeste vrouwen kijken positiever terug op een bevalling die op deze manier verloopt.

Wanneer je ervoor kiest om te wachten tot 42 weken, zal de verloskundige rond week 41 een echo uitvoeren om het vruchtwater te controleren. Vanaf 40 weken kom je tweemaal per week op controle. Als je op 41 weken en 5 dagen nog niet bevallen bent, wordt een controle in het ziekenhuis gepland. Daar zal door middel van een echo en een hartfilmpje (CTG) de conditie van de baby worden beoordeeld, samen met de hoeveelheid vruchtwater en de rijpheid van de baarmoedermond. Het blijft van groot belang dat je de bewegingen van de baby goed blijft voelen.

Na deze onderzoeken wordt met jou besproken wanneer het inleiden van de bevalling zou kunnen plaatsvinden. In situaties waarin er sprake is van verminderde beweging van de baby, weinig vruchtwater of een suboptimaal hartfilmpje, kan het nodig zijn om snel actie te ondernemen.

Strippen

Een optie om de bevalling op gang te brengen is door middel van strippen, uitgevoerd door de verloskundige vanaf de uitgerekende datum (40 weken). Bij dit procedurele inwendige onderzoek worden de vliezen losgemaakt van de baarmoederwand. Normaal zitten deze vliezen strak tegen de baarmoederwand aan. Strippen stimuleert de vrijlating van hormonen die de rijping van de baarmoedermond bevorderen en kan een versnellend effect hebben op het begin van de bevalling. De vliezen blijven hierbij intact en worden in principe niet doorbroken. Strippen brengt geen extra complicaties met zich mee.

Voordat er wordt gestript, wordt eerst een inwendig onderzoek gedaan om de conditie van de baarmoedermond te beoordelen. Strippen is effectiever als de baarmoedermond zacht, week en iets geopend is, wat vaker voorkomt bij vrouwen die eerder zijn bevallen. Bij een stugge en gesloten baarmoedermond is strippen niet mogelijk.

Het inwendig onderzoek en het strippen zelf kunnen wat ongemak veroorzaken. Het is altijd mogelijk om aan te geven als dit te pijnlijk is, zodat er kan worden gestopt. Na het onderzoek of na het strippen kan er een beetje bloedverlies optreden, soms in combinatie met verlies van slijm of de slijmprop. Dit is normaal en het bloed komt van de goed doorbloede baarmoedermond, niet van je baby. Normaal menstruatie-achtige krampen na het strippen bevorderen de verdere rijping.

Het doel van strippen is dat deze krampen overgaan in weeën die leiden tot ontsluiting. Je zult merken dat deze krampen pijnlijker worden en regelmatiger optreden met kortere pauzes. Als de bevalling niet begint na strippen, kan deze procedure herhaald worden tijdens een controle op de polikliniek.

Inleiden

In Rotterdam heb je de mogelijkheid om vanaf 41 weken te kiezen voor een inleiding van de bevalling. Hierbij wordt de bevalling kunstmatig gestart met medicijnen die weeën opwekken. Soms kan ook het kunstmatig breken van de vliezen helpen om de bevalling op gang te brengen. Een inleiding vindt altijd plaats in het ziekenhuis onder toezicht van een gynaecoloog.

Controle in het ziekenhuis

Als je besluit om de bevalling in te leiden vanaf 41 weken, plannen we vanaf 40+5 een afspraak voor een controle in het ziekenhuis. Op dat moment wordt met een echo en een hartfilmpje (CTG) de gezondheid van de baby beoordeeld. We kijken naar het vruchtwaterpeil en de grootte van de baby, en voeren een inwendig onderzoek uit om te zien of de baarmoedermond al enigszins rijp is. Het is belangrijk dat je blijft voelen dat de baby goed beweegt. Na deze onderzoeken bespreken we wanneer de inleiding kan plaatsvinden. Soms kan het zijn dat dit niet precies op 41 weken gebeurt, maar bijvoorbeeld op 41+2 weken, afhankelijk van de drukte in het ziekenhuis. Als er sprake is van verminderde beweging van de baby, weinig vruchtwater of een niet optimaal hartfilmpje, kan er snel actie ondernomen worden. In sommige gevallen kan het zijn dat je naar een ander ziekenhuis in de regio wordt doorverwezen als er in je eerste keuze ziekenhuis geen plek is.

Dag van de inleiding

Op de dag van de inleiding wordt opnieuw een inwendig onderzoek uitgevoerd en een hartfilmpje (CTG) gemaakt. Een inleiding is alleen mogelijk als de baarmoedermond voldoende verweekt is en al een beetje ontsluiting heeft. Een onrijpe baarmoedermond voelt lang en stevig aan, ook wel een ‘staande portio’ genoemd, waarbij er meestal nog geen ontsluiting is. Een rijpe baarmoedermond voelt korter en zachter aan, een ‘verstreken portio’, en heeft vaak al wat ontsluiting. Als de baarmoedermond nog niet rijp genoeg is, kan de gynaecoloog deze voorbereiden, ook wel ‘primen’ genoemd. Er zijn verschillende methoden om dit te doen, afhankelijk van de situatie. Bij een erg onrijpe baarmoedermond kan het nodig zijn om dit proces enkele dagen te herhalen terwijl je in het ziekenhuis verblijft, vooral als je nog niet eerder bevallen bent.

Bij de inleiding worden eerst de vliezen kunstmatig gebroken. Daarna krijg je een infuus met medicijnen die de weeën opwekken. Soms starten de weeën na het breken van de vliezen spontaan, waardoor het infuus niet altijd nodig is. De dosering van de weeën opwekkende medicijnen wordt geleidelijk verhoogd. Veel vrouwen ervaren de weeën die door de medicijnen worden opgewekt als intenser en pijnlijker dan natuurlijke weeën. De frequentie en kracht van de weeën worden gemonitord, vaak met behulp van een band om je buik. Ook wordt continu de conditie van de baby gecontroleerd met een hartfilmpje. Dit kan worden gedaan met een band om je buik of via een draadje (schedelelektrode) op het hoofdje van de baby.

Tijdens de bevalling wordt meestal een klinisch verloskundige of een arts-assistent betrokken, onder toezicht van de gynaecoloog. Zij worden ondersteund door een verpleegkundige van de verlosafdeling, en soms zijn er ook studenten of co-assistenten aanwezig. Indien nodig kan ook de dienstdoende gynaecoloog worden geraadpleegd. Dit betekent dat je eigen verloskundige niet altijd aanwezig zal zijn. Bij een ongecompliceerd verloop van de bevalling kun je vaak binnen enkele uren weer naar huis.